Reisplakboek

Motoren op de trein in Sudan

Na mijn botsing met het schaap had ik behoorlijk veel pijn in mijn rechter bovenarm. Ik kon er wel mee rijden, maar ik had er last van en ik wist niet of er schade was. Het leek ons verstandig om wat rust te nemen.

Omdat we toch al op de spoorbaan reden besloten we de trein te nemen tot El Ar-Rhat, waar het asfalt weer begon. We reden daarom naar Babanusa, een plaatsje waar een tweede spoorlijn uit het zuiden kwam, zodat er daar vaker een trein langskwam. Rond het middaguur kwamen we in Babanusa aan. Het was een vrij grote stad (relatief dan), als de meeste steden langs de spoorbaan grotendeels in de koloniale tijd gebouwd door de Engelsen. Dit leverde een intussen vertrouwd beeld op van wijken bestaande uit dicht op elkaar gebouwde bakstenen huisjes.
De hele spoorbaan is een overblijfsel uit de koloniale tijd. Op de stalen dwarsliggers, die je her en der ziet liggen en waar ook mooie schuttingen van gebouwd zijn, zie je jaartallen als 1903 en 1906 staan.

In Babanusa gingen we naar het station. We kregen daar te horen dat er diezelfde avond een trein zou gaan... we hadden dus geluk. Na verschillende kantoortjes te hebben afgelopen, die allemaal bij het station bleken te horen, waren we in het bezit van een kaartje voor onszelf en voor de beide motoren. Dit kostte ons dertig gulden totaal voor een afstand van zeshonderd kilometer. Dat was dus in elk geval al een mooie meevaller! We hadden dus nog de hele middag om ons te registreren bij de politie, wat te eten te kopen voor onderweg, en eens rond te kijken in Babanusa. Het was helaas wel vrijdag dus bijna alle winkels waren dicht. Maar we konden toch wat te drinken kopen en zuurtjes voor onderweg, en er was zelfs een jongetje dat ijsjes verkocht. Roze limonadeijsjes in een plastic zakje. Dat leek ons wel lekker dus we kochten er twee. Toen we wilden betalen met het kleinste beschikbare muntje begon de verkoper wat vaag te kijken, op onze vraag of het okee was antwoordde hij niet, en toen kregen we ineens nog acht ijsjes in de handen gedrukt. De ijsjes waren te goedkoop voor de munteenheid! We hebben de hele handel meegenomen naar het politieburo waar we de motoren even veilig gestald hadden, en daar uitgedeeld. Al was het maar omdat het zo'n mooi gezicht was al die stoere zwarte mannen met militair ogende uniformen en donkere zonnebrillen aan knalroze ijsjes te zien likken.

Het rondlopen in het stadje was niet erg aangenaam omdat het erg warm was en er steeds een groepje kinderen zeven meter achter ons aan liep. Ze zijn niet veel europeanen gewend in Babanusa. Er was ook niet zoveel te zien en we gingen maar wat eten, thee drinken en uitrusten. De trein zou om acht uur vertrekken en we gingen zo vanaf zeven uur maar eens kijken hoe we die motoren op de trein zouden moeten krijgen. De goederenwagons zagen er nogal hoog uit, minstens een meter, te hoog om eerst het voorwiel erin te tillen. Maar de medewerkers van de spoorwegen zagen er niet zo'n groot probleem in: gewoon tillen, iedereen weet toch dat een motor zo'n kilo of 75 weegt? Ja, in Sudan wel ja...
Als we probeerden uit te leggen dat deze ietsje zwaarder waren kwam het vertrouwde antwoord: Allah karim, de Heer zal erin voorzien.

Voorlopig moest de trein eerst arriveren en gerangeerd worden. Zo rond achten scheen er inderdaad een trein te zijn en kon het probleem van de motoren wat meer aandacht krijgen. Een van de spoorwegmannen probeerde, op ons verzoek, wat zo'n ding nou woog, kreeg heel dikke aders op zijn voorhoofd en moest toch konstateren dat ze iets zwaarder waren dan zijn 125 cc'er. Was er misschien een oprijplaat? Nee, die was er niet. Met z'n drieeen liepen we het hele stationsterrein af en vonden niet veel nuttigs. Behalve een oude en vervallen laadplateau aan een zelden meer gebruikt spoor. Eind van het liedje was dat 'onze' wagon afgekoppeld werd, de lokomotief vrijgerangeerd, de wagon erachter gehangen en zo naar de 'ramp' gebracht. Gerben reed de motoren erin over een oude plank die zo nog maar een vrij klein hoogteverschil hoefde te overbruggen. En toen die wagon en de lokomotief weer op hun plek...

De trein vertrok anderhalf uur te laat, wat binnen volkomen aanvaardbare normen scheen te liggen. Iedereen tevreden. De motoren stonden in een goederenwagon en voor ons zou er een zitplekje vrij zijn op houten bankjes. Al gauw bleek dat dat plekje geclaimd was door de politie. Ondanks het feit dat dit een goederentrein was, die vooral veel water vervoerde, gingen er vrij veel mensen mee en de stenen kruik met water was dan ook goed volgegooid voor onderweg. Wij gingen dan maar bij de motoren zitten, gewoon op de houten vloer. Een medewerker kwam ons vertellen dat het de bedoeling was dat er nog zeven mensen in dezelfde wagon kwamen zitten... terwijl de motoren er maar net in pasten! Waar die dan moesten zitten, vroegen wij. Nou, achter en tussen de motoren, no problem toch? Maar toen wij uitlegden dat die motoren 200 kilo wogen en onderweg nog wel eens om konden vallen was er elders snel plek gevonden.

Dat laatste bleek niet overdreven te zijn toen de trein ging rijden. We hadden de motoren niet vastgezet, want 'deze trein schudt niet'. Nou, vergeet het maar. De eerste tien minuten brachten we door met een zaklantaarn in onze mond, met een hand de motor vast houdend, met de andere de spanbanden van onze tassen losmakend om daarmee onze paardjes vast te binden. Nog nooit een trein zo horen rammelen en dat met een snelheid van nog geen 40 km per uur.
Sudanees stationIn Afrikaanse vrachttreinen is geen verlichting en we waren blij dat we onderweg de batterijen van onze zaklantaarns konden opladen uit de accu van mijn Honda. Een toilet is er wel, maar dat wil je niet proberen. Dat is echter geen probleem want gestopt wordt er vaak genoeg. Bijna bij elk dorp. En meestal sta je dan wel een half uurtje stil. Vaak komen er dan dorpelingen thee verkopen. Soms wordt dat half uurtje een uur of twee. De treinreis duurde op deze manier geen dertien maar zesentwintig uur. Voor ons vermoeiend omdat we niet allebei wilden gaan slapen met zoveel spullen bij ons, en ook omdat we geen ruimte hadden om languit te liggen op de houten planken. En 's nachts was er natuurlijk niks te zien. En er kwam erg veel stof de wagon in.

's Morgens vroeg toen de zon opkwam deden we de zijdeur van de wagon open en zaten urenlang met de voetjes naar buiten van het landschap te genieten. Kwamen we bij een dorpje, dan was er weer thee en soms gekookte eitjes of brood. Een keer stopten we zo lang dat ik het dorpje in kon lopen om brood, grapefruits en dadels te kopen. De paar woorden Arabisch die ik daarvoor gebruikte werden erg gewaardeerd. Aardige mensen en erg goede grapefruits :-) En op elk station de inmiddels vertrouwde bonenpot: Foel. 's Avonds waren we bijna in El Ar-Rhat toen het heel hard ging regenen. Meteen werd de trein stilgezet. Als het regende werd de spoordijk modderig en mocht er een aantal uren niet gereden worden. Weer vertraging dus. We kwamen om een uur of een aan. Na het weer net zo lastige uitladen, waar je ontzettend bij moet blijven want de meeste Afrikanen weten niet hoe je een 'zware' motor hanteert, rolden we onze matjes uit op het perron en sliepen als een blok.

Terug naar de index